De deeldeuren liggen in het hele midden en oosten van Overijssel vaak een vak terug in de achtergevel. Hierdoor ontstaat een beschutte en overdekte inham, het onderschoer genaamd, waar bijvoorbeeld gereedschap te drogen kon worden gehangen. Bij de oude vakwerkgevels, waar de hele gevelindeling werd bepaald door het dragende houten raamwerk van stijlen en regels, was de opening van de deeldeuren altijd rechthoekig of voorzien van een afgeschuind houten portaal.
Toen het vakwerk werd vervangen door baksteenmuren ging men er over het algemeen toe over de deeldeuropening te voorzien van een gemetselde boog. In het midden van deze boog bevindt zich dan meestal een natuurstenen sluitsteen, met daarin een jaartal of initialen.